Dat kinderen goed moeten leren lezen, staat al jaren buiten kijf. Hun schoolsucces, toekomstige carrière en algehele welzijn hangen hier grotendeels van af 1/2. Goed leesonderwijs is dus essentieel, maar hoe ziet dat eruit? In de wirwar van publicaties en goedbedoelde adviezen is het soms lastig om zicht te houden op de aspecten die er écht toe doen in het leesonderwijs. In dit stuk zijn de belangrijkste wetenschappelijke bevindingen op een rijtje gezet.
Leestijd
Allereerst: tijd! Onderzoek laat zien dat er een enorm sterke relatie bestaat tussen de hoeveelheid tijd die besteed wordt aan lezen en de leesresultaten 3/4. In groep 4 en 5 moet minimaal 3 uur per week aan voortgezet technisch lezen worden besteed. Zwakke lezers hebben nog meer tijd nodig – minimaal één uur extra per week 5. Als kinderen regelmatig lezen, gaan ze woordstructuren herkennen. Daardoor wordt het lezen makkelijker 6. Het is daarbij belangrijk dat verschillende woordtypen herhaald aan bod komen, want herhaling zorgt ervoor dat het lezen van bepaalde woordtypen wordt geautomatiseerd 7.
Instructie
Ook instructie speelt een belangrijke rol in het leesonderwijs. De meeste leesproblemen blijken het gevolg te zijn van onvoldoende expliciete instructie 8. Een goede instructie start met het benoemen van een concreet lesdoel. Dit heeft een positief effect op de leesontwikkeling van kinderen, omdat hierdoor duidelijk wordt wat er van hen wordt verwacht 9. Tijdens de instructie kun je het best het directe instructiemodel toepassen 10. Als leerkracht sta jij daarbij als model centraal; je doet voor en benoemt wat de bedoeling is. Na de instructie gaan de kinderen zelf aan de slag. Het is belangrijk om ze daarbij goed te begeleiden en gerichte feedback te geven. Een systematische aanpak is voor vrijwel alle kinderen effectiever dan leesaanpakken die focussen op een rijke leesomgeving of zelfontdekkend leren lezen 11.
Verlengde instructie
Zeker voor zwakke lezers geldt dat extra instructietijd leidt tot betere leesvaardigheden 12. Hier kun je als leerkracht op inspelen door kinderen op basis van hun leesniveau in groepjes in te delen.
Zwakkere lezers kunnen op die manier een instructie krijgen die beter op hun niveau is afgestemd, terwijl gemiddelde en goede lezers in die tijd een boek lezen of zelfstandig aan de slag gaan met verdiepings- of verrijkingsstof. Let er wel op dat lezers niet automatisch een lange tijd het label ‘zwakke lezer’ krijgen opgeplakt. Kinderen die onterecht steeds worden ingedeeld in het ‘verlengde instructie-groepje’ kunnen daardoor een negatief zelfbeeld krijgen. Dat komt het lezen natuurlijk niet ten goede 13.
Toetsen
Hoe zorg je ervoor dat kinderen in de juiste instructiegroepen zijn ingedeeld? Leestoetsen kunnen je hierbij helpen. Toetsresultaten geven namelijk een gedetailleerd inzicht in het verloop van het leerproces en stellen je zo in staat om leesproblemen op tijd te signaleren.
Door regelmatig leestoetsen af te nemen, kun je het onderwijsaanbod beter afstemmen op de behoeften van de kinderen 14. Kortetermijnresultaten kunnen op die manier van grote invloed zijn op het verbeteren van het leesonderwijs 15.
Verrijkingsstof
Dankzij de toetsresultaten kunnen niet alleen de zwakke lezers worden opgespoord, maar ook de sterke. Waar zwakke lezers behoefte hebben aan meer lees- en instructietijd, hebben sterke lezers vaak behoefte aan meer uitdaging. Als je de vlottere kinderen verrijkingsstof aanbiedt, gaan hun leerresultaten vooruit 16 en neemt hun motivatie toe 17. En hoe gemotiveerder kinderen zijn om te lezen, hoe meer tijd ze zullen besteden aan lezen in hun vrije tijd 18. Daardoor gaat hun leesvaardigheid wéér vooruit 19/20 en zo komen ze in een positieve spiraal terecht.
Werkvormen
Je kunt ook bijdragen aan de leesvaardigheid en motivatie van de kinderen door steeds op andere manieren met lezen bezig te zijn. Voorlezen, stillezen en tutorlezen zijn voorbeelden van effectieve werkvormen.
Wanneer je als leerkracht voorleest, maken kinderen kennis met verschillende genres en auteurs. Zo kunnen ze boeken ontdekken waarbij ze zelf niet zo snel terecht zouden zijn gekomen 21. Dit verhoogt hun leesmotivatie. Daarnaast doe je tijdens het voorlezen voor hoe je leest. Dit komt de technische leesvaardigheid van kinderen ten goede, omdat ze dit voorbeeld later kunnen nadoen 22.
Vrij stillezen werkt ook motiverend en draagt bij aan de ontwikkeling van de leesvaardigheid 23. Om ervoor te zorgen dat niet alleen de kinderen die eerder klaar zijn met hun werk de kans krijgen om in een boek te duiken, is het belangrijk dat je vrij stillezen een vaste plaats geeft in het lesrooster.
Een andere leuke en effectieve werkvorm is het tutorlezen. Daarbij lezen twee kinderen met verschillende leesniveaus samen een tekst. De tutor ondersteunt de zwakke lezer en uiteindelijk gaan de leesvaardigheid en het leesbegrip van beide lezers vooruit 24.
Leesmotivatie
Daarnaast kan de leesmotivatie van kinderen worden vergroot door leesteksten en leesboeken aan te bieden die zijn afgestemd op hun belevingswereld. Het is dus verstandig om daar bij het kiezen van een nieuwe methode rekening mee te houden 28.
Verder kan bij leespromotie goed worden ingespeeld op de drie basisvoorwaarden voor intrinsieke motivatie (autonomie, competentie en relatie) 29. Kinderen zullen zich autonomer voelen als ze zelf mogen kiezen welke boeken ze willen lezen. Het competentiegevoel van de kinderen kun je vergroten door teksten te selecteren die aansluiten bij hun leesniveau.
Dit zijn teksten die niet te moeilijk zijn, maar wel uitdagend genoeg om de leesvaardigheid verder te ontwikkelen. Om ervoor te zorgen dat leerlingen zich sociaal verbonden voelen, is het slim om veel sociale interactie-momenten rondom boeken in te plannen. Zo kunnen de kinderen hun ervaringen en enthousiasme delen 30.
Begrijpend lezen
De bovengenoemde manieren om de leesmotivatie te vergroten, hebben tegelijkertijd een positief effect op leesbegrip 31. Ook dit is natuurlijk erg belangrijk. Wat heeft een kind er immers aan als het de tekst uit het geschiedenisboek wel kan verklanken, maar niet begrijpt wat er staat? Hoewel technisch kunnen lezen belangrijk is, is het uiteindelijke doel van leesonderwijs het kunnen begrijpen van uiteenlopende teksten. Het is voor zowel de technische leesvaardigheid als voor het tekstbegrip van kinderen beter om technisch lezen niet geheel los te koppelen van begrijpend lezen. Zorg er daarom voor dat kinderen tijdens de leeslessen, naast woordjes, ook leesteksten lezen. En stel na afloop vragen over deze teksten om het leesbegrip te bevorderen. Op die manier wordt voor kinderen duidelijk dat technisch lezen een middel is en niet een doel op zich 32.
Woordenschat
Om teksten te kunnen begrijpen, moeten kinderen natuurlijk ook beschikken over voldoende woordenschat. Hoe meer woorden een kind kent, hoe makkelijker het technisch en begrijpend lezen zal gaan. En hoe meer een kind leest, hoe meer woorden een kind leert 33. Daarom is de koppeling tussen woordenschatonderwijs en leesonderwijs waardevol én logisch.
Die koppeling kun je het best maken door tijdens de leesles in een korte expliciete instructie uitleg te geven over de betekenis van woorden uit de leestekst 34. De leestekst zorgt voor een betekenisvolle context waarin kinderen een nieuw woord leren. Hierdoor onthouden kinderen het nieuwe woord sneller. De betekenis blijft ook sneller hangen als het nieuwe woord tijdens de lessen herhaald aan bod komt 35.
Geïntegreerd leesonderwijs
In de huidige onderwijspraktijk wordt lezen vaak opgedeeld in drie aparte delen: technisch lezen, begrijpend lezen en leespromotie. Dat is eigenlijk heel gek, want die drie aspecten hangen nauw samen 36. Verder is het leesonderwijs bij uitstek geschikt om kinderen nieuwe woorden te leren. Kinderen die veel lezen, doen ten eerste onbewust veel nieuwe woordkennis op. Ten tweede bieden leesteksten een betekenisvolle context om woorden te leren en nieuwe woorden kunnen in verschillende teksten herhaald aan bod komen 37. Het is daarom nuttig (en tijdbesparend) als je als leerkracht geïntegreerd leesonderwijs aanbiedt.
Hoe ziet goed leesonderwijs eruit? Het moge duidelijk zijn: daar komen nogal wat dingen bij kijken.
In de checklist vind je een handig overzicht van alle aandachtspunten.
___________________________
1 Stevens, 1998
2 Vernooy, 2009
3 Cox & Guthrie, 2001
4 Guthrie, Schafer, & Huang, 2001
5 Vernooy, 2006
6 Leppänen, Aunola, & Nurmi, 2005
7 Houtveen, Mijs, Vernooy, van de Grift, & Koekebacker, 2003
8 Vernooy, 2009
9 Vernooy, 2009
10 Bosman, 2014
11 Ellis & Worthington, 1994
12 Vernooy, 2009
13 Houtveen et al., 2003
14 Reezigt, Houtveen, & van de Grift, 2002
15 Schmoker, 1999
16 Tieso, 2003
17 Tieso, 2002
18 Guthrie, Wigfield, Metsala, & Cox, 1999
19 Cox & Guthrie, 2001
20 Guthrie et al., 2001
21 Leysen, 2001
22 Bosman, 2014
23 Vernooy, 2001
24 Van Keer, 2002
25 OECD, 2010
26 Inspectie van het Onderwijs, 2014
27 Van Steensel, van der Sande, Bramer, & Arends, 2016
28 Van Steensel et al., 2016
29 Ryan & Deci, 2000
30 Ryan & Deci, 2000
31 Van Steensel et al., 2006
32 Berends, 2002
33 Vernooy, 2007
34 Vernooy, 2009
35 Van de Rhoer & Vermeer, 2005
36 Morgan & Fuchs, 2007
37 Van de Rhoer & Vermeer, 2005
Leonie Steggink
Als onderwijskundige bij Delubas denk ik na over nieuwe onderwijsmaterialen die leerzaam en leuk zijn voor kinderen én leerkrachten. Reuze-interessant werk waarbij ik mijn wetenschappelijke kennis kan combineren met mijn ervaring voor de klas. Meer weten of heb je een opmerking? Ik hoor het graag.
Foto 1 jongetje: Shutterstock.com
Foto 2: Met Licht Geschreven Fotografie
Illustraties: Jan Lieffering
Geen opmerkingen:
Een reactie posten